Geert de Vries heeft in Goutum een paradijsje rond zijn huis: een tuin met een biodiversiteit waar je u tegen zegt. Stinzenflora heeft zijn passie. De knikkende vogelmelk bracht hem aan het diner met de Wiarda-adel.
In de tuin ligt een paartje wilde eenden te soezen in het voorjaarszonnetje. Wat ze er te zoeken hebben is een raadsel, want er ligt geen sloot in de buurt. Toch hebben ze een nest in de beschutting van de heg en wat ondervegetatie. Ze kijken niet op of om als Geert de Vries (79) met zijn gast eraan komt – ze zijn eraan gewend dat ze hier welkom zijn.

Verderop scharrelt een toom cochinkrielen. ,,Prachtige beesten en heel tam, maar ze leggen nauwelijks.”

Nee, dan zijn duiven: oosterse satinette-meeuwen. Hij kweekt ze al sinds 1954. In zijn volière hangen minutieus bijgehouden kweeklijsten: de planning. Hij kan alle duiven zo terugrekenen naar vijftig jaar geleden.

Nu heeft hij er eentje met een prachtige tekening, laat hij zien door een vleugel en de staart te spreiden. ,,Moet je ’ns kíjken.” Hij krijgt ook een mooie brede schedel. Die gaat mee naar de keuring in Hongarije. Over de hele wereld zitten ze op dit soort duiven te azen. Zelf had hij eens een Arabier in een hagelwitte galabiyya over de vloer, die alleen via een tolk kon communiceren. Hij wilde zijn allerbeste doffer hebben en was bereid er flink voor in de buidel te tasten.

Lees hier verder…

(bron & foto: frieschdagblad.nl)